Kinderwelzijn

Ontwikkelingen van het Kinderwelzijn
in Vlaanderen

Met de term ‘kinderwelzijn’ verwijzen we naar de werking van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (1919) en Kind en Gezin (1984) en het bredere veld van ideeën en activiteiten waaruit de genoemde kaders ontspruiten.

Het ontstaan rond de eeuwwisseling
La protection matérielle – Assistance préventive – Ontwerp van Gezondheidswet – Comité National de Secours et d’Alimentation

La protection matérielle

Voor de Eerste Wereldoorlog waren al verschillende private en ook officiële organismen opgericht die de voeding verzorgden voor zuigelingen in de zogenaamde zuigelingenkeukens. Daarnaast waren er ook al een zeventigtal raadplegingen voor zuigelingen (RZ) werkzaam. Deze instellingen werden voornamelijk geleid door “geneesheren en liefdadige dames” (Jaspar, p.264).
Ook kinderen “die door eigen familie niet werden opgevoed” werden “in officieuze en gemeentelijke of in al dan niet ondersteunde private inrichtingen opgenomen” (Jaspar, p.264). Hiermee doelt men op de reeds ontstane kindercrèches. Al deze inrichtingen waren aangesloten bij de “Ligue Nationale Belge pour la protection de l’enfance du premier âge”. Ook werden voor stadskinderen reeds verblijven georganiseerd op de buiten.
Al deze instellingen worden door Velge “les oeuvres de protection matérielle” genoemd “qui assurent l’entretien et l’alimentation des enfants qui sont confiés à leurs soins” Hiermee worden ze onderscheiden van “les oeuvres de protection morale” (zie kinderbescherming).

Assistance préventive

Deze “werken” worden in het bij het wetsontwerp van 1919 gevoegd verslag van het “Département de l’Enfance” eveneens gekaderd in de aan gang zijnde hervormingen van de Openbare Weldadigheid. In het bijzonder wordt verwezen naar nieuwe ideeën zoals de “assistance préventive”. Het gaat hier om “eenen tegemoet komenden bijstand voor hem, die aan zich zelf overgelaten, op zijne beurt binnen korten tijd zou genoodzaakt worden zich tot de weldadigheid te wenden”. Tal van werken die zich “bijzonder met kinderbescherming bezig hielden” hadden reeds nu en dan beproefd “eene preventieve weldadigheid” in te richten.

Ontwerp van Gezondheidswet

Een eerder Ontwerp van Gezondheidswet voorzag in 1911 reeds maatregelen ter aanmoediging van “les oeuvres protectrices de l’enfance”. Dit ontwerp wilde namelijk in het kader van de verbetering van de volksgezondheid een stelsel tot bescherming van het jonge kind invoeren. Motivaties zijn o.a. het vormen van een tegengewicht tegen het “stijgend deficit der geboorten” (Berryer, p.401) of “de toekomst van het Belgisch ras” (Jaspar, p.278). De bescherming is bij uitbreiding ook gericht tegen de “ziekelijkheid”, meer bepaald de zwakheden die mee aan de oorsprong liggen van de kindersterfte zoals maag- en darmaandoeningen en “aanstekelijke” ziekten. Bij deze zeer jonge kinderen moet men echter “om al de betreurenswaardige zijden van den toestand te beseffen,(…) het getal der onderblijvelingen en der tot tering voorbestemde kinderen voegen, welke wel aan den dood ontsnappen, maar gansch hun leven erfelijk belast blijven, hunne familie en vervolgens hunne afstammelingen belasten” (Berryer, p.399). M.a.w. ook rachitische en prétuberculeuze kinderen worden beoogd met deze bescherming.

Vandaar dat het ontwerp na veel overwegingen en vergelijkingen met het buitenland een toezicht zal voorstellen over uitbestede kinderen tot de leeftijd van zeven jaar. De genoemde problemen bij uitbestede kinderen waren immers nog groter. Dit toezicht over de plaatsing van kinderen bij een min of een baker zal door het N.W.K. worden opgenomen.

Comité National de Secours et d’Alimentation

Het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (NWK) is in feite een product van de oorlog. Het is de voortzetting van het  “Département de l’Enfance” van het Comité National de Secours et d’Alimentation. Dit semi-officiële Comité, waarin financiers, industriëlen, politici en syndicalisten samenwerkten, organiseerde reeds vanaf oktober 1914 de voedselhulp voor de armsten (Scholliers, p.32). Dit gebeurde via provinciale en plaatselijke comités. Een tijdlang verzorgde men ook de achterstallige betalingen van het kostgeld voor de kinderen die de kinderrechter geplaatst had. Het wijst  op de soepelheid waarmee de organisatie haar middelen kon inzetten. Haar voornaamste bezigheid werd echter de geldelijke steun aan de Werken voor Kinderwelzijn. Hiermee richt het Nationaal Comité zich op wat haar voornaamste doel zou worden : “de hygiëne en de voeding der kinderen” (Velge, 1941, p.12). Naast de crèches steunde het Comité ook “weeshuizen (en) vereenigingen tot bescherming der mishandelde kinderen” (Velge, 1941, p.12). Het duidt op het reeds van bij de aanvang aanwezige sociale aspect van de bedoelde kinderbescherming. De bescherming is echter vooral gericht tegen de kindersterfte. De Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp voor de instelling van het NWK verwijst o.m. naar “l’attention constante” van de Geneeskundige en hygiënische dienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken  voor “la vie de la première enfance”. Het is op deze laatste traditie dat men het wetsontwerp zal laten aansluiten. Naast de kinderbescherming van de wet van 1912 maakt dit van België een land “waar kinderbescherming in eere staat”.


Eerste versie 30 november 2003
Laatste aanpassing :