‘Eenen landman bragt een arm weeskind terug, dat hy op kosten van het bureel van Weldadigheyd had opgevoed. Op het oogenblik der scheyding van zynen aengenomen vader, begon dat kind zoo hevig te schreyen en te roepen, dat eene groote menigte volks zich ter plaetse verzamelde. Den braven landman was zelf zoo diep ontroerd, dat hy den oorlof verzogt en bekwam om het kind weder mede terug te neemen, dat hem liefkoozend om den hals viel.’
Pleegouders werden er in de 19e eeuw vaak van verdacht de kinderen enkel op te nemen om lucratieve redenen. Ze streken het onderhoudsgeld op en verwaarloosden hun pleegkind of buitten het uit. Er waren nochtans geregeld getuigenissen over de gehechtheid tussen pleegouders en hun kinderen, niet alleen in de romantische literatuur, maar ook in de krant. Zoals bovenstaand bericht, waarin ‘den denderbode’ van 4 november 1849 een tafereel beschrijft dat zich toen in Gent afspeelde.
Het kwam voor dat de pleegouders, om een overplaatsing te voorkomen, voorstelden om het kind verder gratis te zullen opnemen. Dat had men in 1822 in Namen op grote schaal ondervonden. De deputatie had er beslist de pleegkinderen terug te sturen naar hun oorspronkelijke gemeenten, omdat die erom gevraagd hadden. Van de meer dan vijfhonderd kinderen die door deze maatregel waren getroffen, waren er tweehonderd van wie de pleegouders bereid waren ze verder gratis te onderhouden, ondanks de staat van behoeftigheid waarin de pleegouders zich zelf bevonden. De maatregel werd naar het schijnt dan toch teruggetrokken.